'Vleesvervangers' ondermijnen culinair zelfvertrouwen

“Zeg schat, zullen we vanavond weer eens een lekkere portie vleesvervangers eten?” Het lijkt me sterk dat dit in Nederlandse huishoudens een reëel geuite eetwens is. Het woord ‘vleesvervanger’ zegt vooral iets over wat het niét is en van ‘niets’ krijg je geen honger. Bovendien zitten er de nodige andere haken en ogen aan dat woord. De maatschappelijke strijd die erover is losgebarsten, blijkt verbonden met tegenstrijdige belangen, visies – ja, zelfs mens- en wereldbeelden.

 

In de eerste plaats impliceert het woord dat er iets gegeten moet worden ‘in plaats van vlees’. Waarom zou dat moeten? Want meestal staat er bij ons een behoorlijk lekkere en voedzame maaltijd op tafel waar geen vlees aan te pas komt. Er valt, kortom, niks te vervangen. Uitgerekend het woord ‘vleesvervanger’ gaat uit van vlees als norm. Interessant.

Twee: ja, ik weet ook wel dat er in zijn algemeenheid te veel vlees gegeten wordt, dus ‘vleesvervanger’ kan veel-vlees-eters op een idee brengen om in plaats daarvan andere eiwitten te eten, bijvoorbeeld omelet, linzen of hazelnoten. Maar nee, dát is niet de bedoeling, zelf een omelet maken! Het idee is dat je iets kant-en-klaars kóópt in de winkel, zoiets als vegaburger, ‘gehacktballetjes’ of sojastukjes. Aha, nieuwe conclusie: de manier waarop het woord vleesvervanger wordt ingevuld, zegt dus dat we niet in staat zijn zelf te koken en dat we daarom onze toevlucht moeten zoeken tot producten van de voedingsmiddelenindustrie. Inclusief bijbehorend overdadig gebruik van suiker, zout, geur- en smaakstoffen. Vleesvervangers ondergraven, zoals Unilever en co graag willen, ons culinaire zelfvertrouwen en ontmoedigen het edele en zingevende ambacht van zelf koken.

Kan zijn, is dan het ecologische marketingargument, maar als we daarmee verstokte vleeseters over de streep krijgen, boeken we toch maar mooi de nodige milieuwinst. Daar zitten twee flinke adders onder het groene gras. Eén: het gros van de vleesvervangers trekt niet over de streep, want varieert in smaak van best oké tot smerig en gaat het nooit halen bij de heerlijke smaaksensatie van een goed klaargemaakte lamskotelet. Twee: in de vleesvervangersfabrieken wordt nogal eens met melk, kaas en kippeneiwit gewerkt, waardoor de klimaatimpact van een vegetarische schnitzel even groot is als die van een kippenbout of varkenskarbonade, volgens Milieu Centraal. Nada milieuwinst. Weg dus met die vleesvervangers! Gebruik je verstand, bewaar je eigenwaarde, wees mens en kook.

 

Gevulde aubergines

  • 2 aubergines
  • 2 uien
  • 2 tenen knoflook
  • halve rode peper of mespunt sambal
  • theelepel gemalen komijn
  • 2 eieren, hardgekookt
  • 3 sneden (oud) brood
  • olie

Halveer de aubergines over de lengte, hol ze uit, maar laat een ‘wand’ van zo’n centimeter over. Bestrooi met peper en zout. Fruit de gesnipperde ui, voeg knoflook uit de knijper, gehakte peper (of sambal), komijn en het gehakte auberginevruchtvlees toe, en bak even mee. Roer er de fijngehakte hardgekookte eieren door en twee verkruimelde sneden brood. Breng op smaak met peper en zout, vul de auberginehelften ermee, strooi de rest van het verkruimelde brood erover, druppel er wat olie over en zet de helften een half uur in een op 180 °C voorverwarmde oven. Eet er bijvoorbeeld een groene salade bij.

 

Eerder gepubliceerd in Down to Earth Magazine.

Reactie plaatsen

Reacties

Gert Jan Jansen
2 jaar geleden

Helemaal mee eens Michiel! Ik maak graag grof gesneden uien klaar met kruiden en tamari. In het voorjaar natuurlijk de overtreffende trap in smaak en mondgevoel: gekookte en gebakken bamboescheuten. Die kunnen probleemloos concurreren met jouw lamskoteletten. Doe er eens een dunwandige puntpaprika bij. Heerlijk! We moeten af van die Unilevers en hun vetarische slagers, en dat kan dus verrassend eenvoudig.